Wanneer een werkneemster arbeidsongeschikt raakt door zwangerschap of bevalling, spelen zowel voor haar als voor haar werkgever belangrijke belangen mee. Als het verband tussen de arbeidsongeschiktheid en de zwangerschap of bevalling kan worden vastgesteld, heeft de werkneemster recht op een ziektewetuitkering ter hoogte van 100% van haar dagloon. Voor de werkgever betekent dit dat hij deze uitkering kan verrekenen met het loon dat hij tijdens de ziekte moet doorbetalen.

Maar wat gebeurt er als het verband minder duidelijk is? In deze blog bespreek ik de complexe kwesties rond arbeidsongeschiktheid door zwangerschap of bevalling en wat dit betekent voor zowel werkgevers als werknemers.

Waarom is dit belangrijk?

Het vaststellen van een causaal verband tussen arbeidsongeschiktheid en zwangerschap is niet altijd eenvoudig. Toch is het cruciaal, want als er sprake is van zo’n verband, komen de kosten van een WGA-uitkering (na de Ziektewetuitkering) niet ten laste van de werkgever. Bovendien zorgt een duidelijke richtlijn ervoor dat vrouwen niet worden gediscrimineerd op de arbeidsmarkt omdat werkgevers vrezen voor hogere kosten bij zwangerschapsgerelateerde uitval.

Wanneer is er een duidelijk verband?

Er zijn situaties waarin het verband tussen zwangerschap of bevalling en arbeidsongeschiktheid glashelder is. Bijvoorbeeld wanneer een werkneemster arbeidsongeschikt raakt door zwangerschapsvergiftiging. In zo’n geval is het duidelijk dat de arbeidsongeschiktheid direct te maken heeft met de zwangerschap. Het wordt ingewikkelder als de klachten psychisch van aard zijn, zoals bij een postpartum depressie. Moet deze arbeidsongeschiktheid dan worden gezien als een gevolg van de bevalling, of als een op zichzelf staande psychische aandoening?

Wat zegt de wet?

In Nederland is bepaald dat een werkneemster die arbeidsongeschikt raakt door zwangerschap of bevalling recht heeft op een ziektewetuitkering van 100% van haar dagloon, zolang deze arbeidsongeschiktheid voortduurt, met een maximum van 104 weken. Dit staat in artikel 29a van de Ziektewet.

De beoordeling van dit causale verband kan echter lastig zijn. Volgens de Richtlijn van het UWV wordt, bij twijfel over het verband tussen de klachten en de zwangerschap, meestal in het voordeel van de werkneemster beslist. Toch wijst de praktijk uit dat verzekeringsartsen soms streng zijn in hun beoordeling, wat kan leiden tot afwijzingen van ziektewetuitkeringen.

Wat kunnen werkgevers en werknemers doen?

Voor werkgevers is het belangrijk om te weten dat de Ziektewet en de bijbehorende regelgeving voldoende bescherming bieden voor vrouwen die arbeidsongeschikt raken door zwangerschap of bevalling. Dit zorgt ervoor dat zij niet zelf voor de kosten hoeven op te draaien. Werknemers daarentegen doen er goed aan om bij twijfel altijd een goede medische onderbouwing te hebben die het verband tussen hun klachten en de zwangerschap aantoont.

Bij twijfel over het causale verband geldt: altijd indienen. Het is namelijk niet aan de werkneemster om te bewijzen dat de klachten niet aan andere oorzaken te wijten zijn, maar aan het UWV om dit te beoordelen.

Conclusie

Arbeidsongeschiktheid door zwangerschap of bevalling is een complex onderwerp, waarbij zowel werknemers als werkgevers belang hebben bij een goede en duidelijke beoordeling van het causale verband. Het blijft essentieel dat zowel wetgeving als richtlijnen worden nageleefd om onnodige juridische procedures te voorkomen en om vrouwen te beschermen tegen discriminatie op de arbeidsmarkt.

Wees als werkgever en werknemer bewust van de rechten en mogelijkheden die de wet biedt en zorg voor een goede documentatie en onderbouwing bij arbeidsongeschiktheid gerelateerd aan zwangerschap of bevalling.